Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

 

Artikel 14
1
Indien een organisatie van beoefenaren van een beroep als bedoeld in artikel 3, voor de inschrijving van beroepsbeoefenaren die een bijzondere deskundigheid hebben verworven met betrekking tot de uitoefening van een deelgebied van hun beroep, een specialistenregister heeft en daaraan een titel is verbonden, kan Onze Minister bepalen dat die titel als wettelijk erkende specialistentitel wordt aangemerkt. Een aanvraag daartoe wordt gedaan door het bestuur van de organisatie; het bestuur kan de bevoegdheid daartoe overdragen aan het orgaan, bedoeld in het tweede lid, onder d.
2
Een dergelijk besluit neemt Onze Minister uitsluitend indien dat wenselijk is ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a
de organisatie is, naar het oordeel van Onze Minister, voldoende representatief voor de beoefenaren van het betrokken beroep;
b
de organisatie is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid;
c
de organisatie stelt regels waarin in ieder geval worden vastgelegd
? de procedure voor de besluitvorming binnen de organisatie met betrekking tot het instellen van een specialistenregister,
? de taken en samenstelling van de verschillende organen en
? het bedrag dat, ter dekking van de kosten, voor de behandeling van een aanvraag voor inschrijving en voor erkenning van een opleidingsinstelling, onderscheidenlijk opleider, is verschuldigd;
d
de organisatie kent een orgaan dat
? belast is met het besluit tot instelling van een specialistenregister, en
? regels stelt met betrekking tot de eisen die gesteld worden aan de inschrijving als specialist en aan de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders, voor een specialisme;
e
de organisatie kent tevens een orgaan dat is belast met
? de inschrijving van specialisten,
? de erkenning van opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk de opleiders en
? het toezicht op de uitvoering van de regels door de erkende opleidingsinstellingen, onderscheidenlijk opleiders.
3
Een door een orgaan als bedoeld in het tweede lid, onder d, vastgestelde regeling is in overeenstemming met de bij of krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gestelde regels en de op 21 juni 1999 te Luxemburg totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat anderzijds, over het vrije verkeer van personen (Trb. 2000, 16 en 86).
4
De regelingen, bedoeld in het tweede lid, onder c en d, behoeven de instemming van Onze Minister; de instemming kan worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
5
Inschrijving in een erkend specialistenregister is niet afhankelijk van het lidmaatschap van de organisatie.
6
Inschrijving in een erkend specialistenregister is uitsluitend mogelijk voor personen die in het betrokken register zijn ingeschreven.
7
Aan een ieder die zulks verlangt wordt door de beheerder van een erkend specialistenregister meegedeeld of een persoon in het specialistenregister is ingeschreven.
8
Onze Minister kan organen van de organisatie met betrekking tot de in dit artikel bedoelde taken in verband met bindende besluiten van de Europese Gemeenschap alsmede ter bevordering van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg aanwijzingen van algemene aard geven. Alvorens daartoe over te gaan hoort hij het betrokken orgaan. Een aanwijzing kan niet inhouden dat een specialistenregister voor een bepaald deelgebied tot stand dient te worden gebracht.
9
Onze Minister kan een op grond van het eerste lid genomen besluit intrekken indien niet meer wordt voldaan aan het bepaalde in dit artikel.
10
De organen van de organisatie verstrekken desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.
11
Onze Minister zendt elke vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de in het tweede lid, onder e, bedoelde organen.
12
In de Staatscourant wordt mededeling gedaan van:
a
de besluiten van Onze Minister krachtens het eerste, vierde, achtste en negende lid;
b
vaststelling en wijziging van een regeling als bedoeld in het tweede lid, onder c en d.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •